Vuurtoren Paard van Marken
Een vuurtoren is een toren die werd gebouwd in de buurt van kliffen, of direct erop, zeestraten, ingangen van zeearmen en havens om 's nachts en bij stormweer schepen te waarschuwen voor de kliffen of doorgang, oorspronkelijk met behulp van een open vuur en later door middel van spiegels, lenzen en een sterk zwaailicht. Ook havens of havengeulen hebben soms één of meerdere vuurtorens om de toegang aan te duiden.
Vuurtoren van Alexandrië
Al bij de Egyptenaren maakte men gebruik van vuurbakens. Zij waren ook de eersten die een vuurtoren bouwden. Beroemd is de Pharos van Alexandrië (280 voor Christus). Hij werd beschouwd als één van de zeven wereldwonderen. Het was een gigantische vuurtoren op de oostkaap van het eiland Pharos te Alexandrië, 120 - 140 meter hoog. Het eiland Pharos is nu een uitsteeksel(schier) van de stad Alexandrië in Egypte. Voor zeelieden betekende het een veilige terugkomst, voor architecten betekende het het hoogste bouwwerk op aarde en voor wetenschappers was het de spiegel die hen het meest fascineerde; de reflectie van deze spiegel droeg meer dan 50 kilometer uit de kust! In de eerste helft van de 14e eeuw verwoest door een aardbeving, delen ervan zijn in 1994 in de zee teruggevonden.
Het waren de Romeinen die aan de kusten van Noord-Europa de vuurtorens introduceerden. De eerste exemplaren waren meestal geen torens maar grote, op een heuvel of duin gestookte vuren. De gloed van de vuren kon zelfs in mistige nachten gezien worden. Later maakte men gebruik van lantaarns waarin kaarsen geplaatst werden.
Geschiedenis van vuurtorens
In 1810 ging men over op olielampen. De kaarsen en de olie moesten tegen de wind afgeschermd worden. Het nadeel was dat de ruiten snel met roet bedekt werden. Rond 1783 werd dit probleem opgelost door de Zwitser Ami Argand. Hij vond een rookloze lamp uit, die bestond uit twee smalle koperen buizen, de één binnen de ander, met een ronde lampenkous er omheen. Argand-lampen maakten vooral in de vuurtorenverlichting grote ontwikkelingen mogelijk.
In 1790 werd het eerste draaiende vuurtorenlicht ter wereld in Cordouan geplaatst. Dit leidde tot de uitvinding van het lichtflitsensysteem op bepaalde ritmes (karakter) waardoor verwarring met andere vuurtorenlichten wordt voorkomen.
De nieuwste ontwikkeling is de automatisering. Moderne 'lichttorens' worden vanuit een kuststation bediend. Speciale klokken schakelen het licht in als het donker wordt en uit als het weer begint te dagen. Deze torens moeten slechts nu en dan geïnspecteerd worden. Ze hoeven niet meer dag en nacht bemand te worden door vuurtorenwachters.
Werking vuurtorens
In de negentiende eeuw waren de vuurtorens nog uitgerust met stilstaande lichten. Op zee kon je dus niet zien met welke vuurtoren je te maken had. Gecombineerd met het feit dat de meeste lichtbronnen niet zo krachtig waren leidde dit soms tot fatale aanvaringen.
De eerste lichtbronnen waren van hout- en kolenvuren. Nadelen van deze vuren waren de rookontwikkeling en het feit dat het licht in helderheid toe- en afnam. Met de uitvinding van de Argandse lamp kwam er een einde aan dit probleem. Dankzij deze olielamp kreeg men een rookvrije en constante lichtbron. Dit bood de mogelijkheid om achter de lamp een holle spiegel te plaatsen en zo het licht te bundelen.
Iedere vuurtoren heeft een karakter wat het schijnsel op afstand betreft, variërend van een vast rondomschijnend licht tot een groepschitterlicht, waaraan ze herkend kunnen worden. Het aantal karakters is nogal beperkt en daarom zullen deze vaker te zien zijn, doch wel zodanig ver verwijderd van elkaar dat vergissing vermeden wordt (mede door in de buurt zijnde andere verkenningslichten). De karakters staan aangegeven in de lichtenlijsten en zeekaarten, gestandaardiseerd in alle talen, volgens afspraken gemaakt door de IALA (International Association of Lighthouse Ahthorities).
Ondanks de opkomst van moderne navigatiesystemen (o.a. gebaseerd op GPS zijn vuurtorens nog altijd zeer zinvol, voor de controle op andere navigatiesystemen. Nu heeft iedere vuurtoren een eigen licht "karakter". Dit is een patroon waarin het rondschijnend licht wordt onderbroken door donkere perioden. Er is een onderscheid tussen schitterlicht (langer donker dan licht) en onderbroken licht (langer licht dan donker). Het licht van een vuurtoren moet de hele nacht branden en helder zijn.
Een tweede belangrijke ontwikkeling was de uitvinding van Augustin Fresnel. De Fresnel-lens is een getrapte lens die uit afzonderlijke vlakjes bestaat in plaats van uit één dikke lens. Hierdoor kon het licht nog verder geconcentreerd worden. Door meerdere lenzen rond een lichtbron te plaatsen konden zelfs meerdere lichtbundels worden gevormd. Wanneer je dit lenzenstelsel laat draaien, ontstaat het kenmerkende beeld van de rondzwaaiende lichtbundels dat wij kennen van de vuurtorens. In de loop van de jaren werd deze techniek verfijnd.
De Vuurtorenwachter
Lichtwachters hebben zich moeten aanpassen aan verschillende technische ontwikkelingen: van het eenvoudige "vuurtje-stoken" tot het gebruik van hoog technologische hulpmiddelen. Wat steeds hetzelfde bleef was het gebod: trouw op post.
Het werk van de eerste vuurtorenwachters was bijzonder zwaar. Het bestond vooral uit het aanslepen van brandstof en het onderhouden van het vuur. Met de komst van de Argandse lamp, kreeg de vuurtorenwachter het wat makkelijker. Tot zijn taken behoorden het onderhouden van de lamp en het schoonhouden van het systeem van spiegels en lenzen. De vuurtorenwachter woonde vaak vlakbij de toren en het beroep ging over van vader op zoon.
Zeelieden waren vroeger afhankelijk van bakens op de kust voor het uitstippelen van hun route. Vandaag de dag beschikt een zeeman over verschillende middelen om zijn positie en route te bepalen. Hij heeft moderne navigatiesystemen als het kompas, de radar, navigatieberichten, weerberichten en gegevens over getijde en stroming tot zijn beschikking.
Dat wil niet zeggen dat de vuurtorens geen enkele functie meer hebben. Ze zijn nog steeds een ideaal herkenningspunt en vormen een controle op de plaatsbepalingapparatuur aan boord. Vooral de recreatievaart maakt hiervan nog steeds gebruik.
Zowel overdag als ’s nachts moeten vuurtorens duidelijk herkenbaar zijn voor de scheepvaart. Bij duisternis gebeurt dit doordat elke vuurtoren zijn eigen lichtritme (karakter) heeft. Overdag zijn ze herkenbaar door hun opvallende kleuren en een eigen patroon.
Tegenwoordig is dit niet meer zo. Het aantal vuurtorenwachters is sterk afgenomen omwille van financiële besparingen. De meeste vuurtorens werken nu volledig automatisch. De hedendaagse lichtwachters houden zich vooral bezig met de kustwacht. Vandaag is het beroep met uitsterven bedreigd. Klik hier als je meer wil lezen over Hendrik Perdok, één van de laatste vuurtorenwachters van het Nederlandse Waddeneiland Schiermonnikoog.