The sea, once it casts its spell,
holds one in its net of wonder forever.

Jacques Cousteau

08/03/2013

Zeemeermin van Edam


Het verhaal gaat dat tijdens een zware storm in 1403 een 'zeewijf' oftewel zeemeermin via de Zuiderzee (thans IJsselmeer) door de doorgebroken zeedijk in het Purmermeer bij Edam terecht kwam. De dijken werden zo snel hersteld dat ze niet meer naar het open water kon terugzwemmen.

Wachtendorp, rijmelaar, schreef:

"Sy huylden als een hondt, meest in de middernacht,
En wierdt door ’t eerste licht in stilte weer gebracht,
Visschen, haer eygen aes, die vingse met haer handen,
Doch veeght de schobben eerst af met haer scherpe tanden,
Of quam daer by geval een Smient of Water-eent,
Sy trock de veeren af, en al het kleyn gebeent,
Haer hayr was wonder lanck, en nimmer af geschooren,
Seêr dat sy, van wat Moêr het zijn mach, was gebooren:
’t Lijf over al met ruygh bewassen, en met haer,
Was van een huydt bedeckt redelijck gladt en klaer."

Anderhalve eeuw later meldde Jakobus Kok in zijn: "Vaderlandsch Woordenboek" (Amsterdam, 1785-1799, deel 13) dat het verhaal al gauw door Noord-Holland de ronde deed en veel volk kwam toestromen om het 'zeewijf' te bekijken. Daaronder waren ook inwoners van de stad Haarlem die net zolang zeurden tot ze haar meekregen.

'Lang behielden zij het in ’t leeven,
en leerden het menschelijke spijze te gebruiken.
Doch zijne natuurlijke trek,
om in de Zee te leeven, kwam telkens boven.

Het gaf zomtijds geluid, doch niet onderscheidelijk of verstaanbaar. Ze leerden het spinnen, en gestorven zijnde, werd het op het Kerkhof begraven, om dat men het geleerd had, eerbied aan een christusbeeldje te bewijzen."



Het volksverhaal van de Edamse meermin is in vele 16de en 17de eeuwse boeken terug te vinden en een paar jaar geleden verscheen er zelfs een roman waarin zij de hoofdrol speelt.

Ook haar beeltenis is nimmer uit de geschiedenis verdwenen. Een van de eerste afbeeldingen stond boven de in 1610 gebouwde Purmerpoort in Edam die helaas in 1835 werd afgebroken. Toen de Hoge Raad van Adel in 1818 het heraldisch wapen voor het dijkbestuur van De Purmer vaststelde werd dat omschreven als:

"Een schild beladen met een vrouwenbeeld in haar natuurlijke kleuren, houdende een dieplood in de hand."

Van de spinnende meermin had men daar kennelijk nog nooit gehoord! Bijzonder fraai werd zij afgebeeld, samen met de melkmeisjes die haar vonden, op de rond 1850 door J.A. Lintveld gemaakte verguld zilveren bodebus van het waterschap De Purmer.

Naast het verhaal speelde ook altijd de discussie over wat er nu precies van waar was. De watersnood van 1403 is een historisch feit, maar aan de meermin is lang getwijfeld. Zeventiende eeuwse geschiedschrijvers als M. Vossius (1611-1646) en L. Smids (1649-1720) vonden het verhaal 'verdagt' en leugenachtig.

De geleerde J. Winterus, zo schreef Kok in zijn woordenboek, vond het verhaal volstrekt geloofwaardig," immers dat er Zeegedierte is, welk eene mannelijke en vrouwelijke gedaante heeft, daar van zijn, ook nog in onze tijd, eene menigte en onlochenbare getuigen; ten ware zij bij zulken niet gelden, die niets willen aaneemen, dan het geene zij met eigen ogen zien, en dan nog twijffelen als het hen vreemd schijnt." Bovendien, zo vervolgde deze geleerde, "eerbied aan een kruijsbeeld te toonen, wil ik een Aap en een Hond wel leeren."

Ook het spinnen leek hem geen probleem, maar dan uiteraard niet met het wiel maar door het draaien van de draad tussen de handen; "waartoe de breede en vlakke handen eener Zeevrouwe meer bekwaam zijn dan die van een Aap."

Het verhaal over deze zeemeermin werd gedurende 600 jaar door veel schrijvers opgeschreven. Ook Muiden kent een zeemeerminlegende, als vissers een gevangen exemplaar vrijlaten zingt ze:

Muiden zal Muiden blijven,
Muiden zal nooit beklijven.

Een ander bekend verhaal is
De zeemeermin van Westenschouwen.

Er is ook een verhaal over een kofschip op de Noordzee dat opeens stil lag. De schipper ging kijken en zag een meerman aan het roer hangen. Hij zegt dat zijn vrouw in barensnood is en hij vraagt of de vrouw van de schipper haar wil ondersteunen. De schippersvrouw heeft zelf zes kinderen en weet wat de zeevrouw doormaakt. Ze gaat meteen overboord en verdwijnt in de diepte. Het schip ligt stil en na lange tijd brengt de meerman de schippersvrouw naar boven. Ze is droog, alleen de zoom van haar rok wordt nat als de schipper haar in zijn armen pakt. Het schip zeilt razendsnel verder en haalt binnen een kwartier de stilstand in. De koopvaarder doet goede zaken en zolang hij de Noordzee bevoer, zat alles hem mee.

Sagenexpert Theo Meder van het Meertens Instituut zegt over de zeemeermin van Edam (Noord-Holland) het volgende:

Er in 1403 een historische dijkdoorbraak en overstroming plaatsvond vanuit de Zuiderzee.

Er een eeuwenoude afbeelding van een zeemeermin te zien is in de Grote Kerk van Edam.

"Eeuwen geleden, toen nog lang niet alle zeedieren in kaart waren gebracht, maakte men zich de meest fantastische voorstellingen over de wezens in de zee. Naast allerlei vissen zouden er ook zee-exemplaren moeten bestaan van dieren en mensen die je ook op het land kon vinden, zoals (zee-) honden, leeuwen, paarden, koeien, slangen, egels, ridders, meerminnen en monniken.

Op basis van bestaande verhalen meenden zeelieden wel eens zeemeerminnen te hebben gezien, maar waarschijnlijk zijn dat zeekoeien geweest."

"De eerste gevelsteen met een zeemeermin in de Purmerpoort te Edam dateert van twee eeuwen na de dijkdoorbraak en overstromingen in 1403. Met andere woorden: uit 1403 bestaan geen betrouwbare ooggetuigenverslagen. Maar de overstroming heeft wel plaatsgevonden. Misschien is er na de overstroming wel gewoon een bijna verdronken vrouw uit het Purmermeer gehaald in plaats van een zeemeermin."

"Als zeemeerminnen al zouden bestaan, is het zeer de vraag of ze zo lang op het droge konden leven. De sage van 'De Zeemeermin van Edam' laat vooral zien dat mensen vroeger dachten dat de mens het middelpunt van de schepping was. Een wezen dat op een mens lijkt zou in hun idee ook het liefst als een mens willen of zelfs moeten leven: met mensenkleding aan, mensenvoedsel eten, het huishouden doen, kaas maken, spinnen en vroom christelijke kruisjes slaan. Je kunt uit het verhaal leren hoezeer mensen vroeger dachten dat alles wat enigszins menselijk was zich aan hun zeden en gewoonten moest aanpassen."