11/01/2013

De zeemeermin van Westenschouwen


De zeemeermin van Westenschouwen

Er is een grote vissershaven in Westenschouwen en de vissers worden overmoedig en wreed. Op een dag vangen ze een zeemeermin. De zeemeermin smeekt om vrijlating, maar de vissers lachen haar uit en nemen haar mee. Uit de zee klinkt een stem als een echo van haar leed. De vissers zien een zeemeerman met een kind in de armen. Zijn gezicht is bruin en zijn haren groen, het kind heeft een blanke huid. De zeemeerman zwemt met het schip mee en komt bij de haven. De zeemeermin is stervende en probeert haar man en kind te zien. De vissers laten het vrouwtje zien aan 'dwaas-gierende' vrouwen en verwonderde kinderen.

De zeemeerman strekt zijn armen naar zijn vrouw uit en roept tegen de mensen:

"We hebben ons huis van schelpen gebouwd, we hebben de schelpen stuk voor stuk verzameld. Als de zeemeermin sterft, zal haar laatste gedachte gaan naar het huis".

Hij vraagt medelijden te hebben. Hij vraagt zich af waarom de mensen willen dat ze tijdens haar dood op de donkere aarde moet zijn. De vrouwen en mannen lachen, in Westenschouwen is geen plek voor medelijden. Het net met de zeemeermin wordt aan de watertoren gebonden. De mensen hopen dat de zeemeerman nogmaals zal smeken om het leven van zijn vrouw, maar hij kijkt alleen en lijdt onder haar doodsstrijd.

De zeemeermin denkt aan het schelpenhuis in het riet en sterft. De zeemeerman zwemt tot vlak onder de kust de haven in en de mensen gaan naar het strand, want ze willen niets missen van zijn verdriet. De bewoners vermaken zich uitstekend, maar de zeemeerman heeft geen boodschap aan de honende lach van de mensen. De mensen beseffen niet welke kracht zijn wapens hebben, hij gooit wier en zand in de geulen en ondiepten. De zeemeerman spreekt een vloek uit over het dorpje:

'Westenschouwen,
't zal u rouwen
dat ge heeft geroofd mijn vrouwe,

Westenschouwen zal vergaan
alleen de toren zal blijven staan'.

Maar als je me geeft
mijn vrouw weerom,
Dan bouwen we om 't stadje wallen rondom.



De zeemeerman zwemt weg en keert nooit terug. Winden en stormen drijven het zand en wier op en de mensen vluchten uit hun huizen. De mensen trokken naar elders. Alleen de toren bleef. Eeuwen lang stond die daar in wind en weer.

Rouw, rouw over Westenschouwen!
Rouw, rouw!

Het zand ritselt het, de golven ruisen het, als ze uitrollen aan het strand, de wind loeit luid, als hij vaart rondom de eenzame toren.



Een Zeeuwse legende over de vloek
van een zeemeerman.