08/01/2013

Lorelei


Volgens de Duitse mythologie woonde op de rots Lorelei aan de Rijn by Sint Goar een zingende nimf met gouden haren die Lorelei heette. De rivier was bij de rots erg smal, en daarom was het een gevaarlijke plek om door te varen. Volgens de mythe bracht Lorelei schepen in gevaar door te zingen, omdat de zeemannen opkeken en daardoor hun schepen op de rotsen voeren.

Na de dood van de zoon van een edelman kwamen soldaten naar de rotsen om Lorelei gevangen te nemen. Ze zag hen echter aankomen en vroeg de rivier om hulp. Zo overstroomden de rotsen en werd Lorelei over de zee weggedragen. Ze is sindsdien nooit meer gezien.

Dat is hetzelfde thema dat ook bekend is van de
Sirenen uit de Odyssee.

De naam Loreley (Lorelei) verschijnt voor het eerst in 1801 in een romantische ballade van de dichter Clemens Brentano. In deze ballade is zij een schoonheid uit de plaats Bacharach, die zich, door haar liefste bedrogen, van het leven wil beroven. Maar de bisschop, gefascineerd door haar schoonheid en gratie, stuurt haar naar het klooster. Op de reis daar naartoe stopte zij aan de rots om nog een keer naar het kasteel van haar geliefde te kijken. Wanneer zij denkt hem weg te zien rijden stort zij zich wanhopig in de golven.

Onderaan de Loreley staat een standbeeld van de nimf.

De dichter Heinrich Heine heeft aan de hand van dit verhaal het gedicht Loreley geschreven, waarbij ook een melodie werd gemaakt:

Ich weiß nicht was soll es bedeuten,
daß ich so traurig bin.

Dit lied behoort nog steeds tot de populairste
van alle Duitse liederen.

Verschillende componisten hebben een opera gewijd aan het verhaal van de Loreley, onder wie
Alfredo Catalani en Max Bruch



De Lorelei

Ik weet niet, wat het te betekenen heeft,
Maar ik blijf zo treurig smachten;
Een sage uit oeroude tijden,
Krijg ik maar niet uit mijn gedachten.

De lucht is koel en het schemert,
En rustig stroomt de Rijn;
De top van de berg fonkelt,
In de avondzonneschijn.

De schoonste jonkvrouw zit
Prachtig mooi boven daar;
Haar gouden sieraad blinkt,
Ze kamt haar gouden haar.

Ze kamt het met een gouden kam,
en zingt daarbij een lied,
Dat een overweldigende,
Wonderschone melodie biedt.

De schipper in het kleine scheepje
Grijpt het aan, niet te geloven;
Hij let niet meer op scherpe rotsen,
Hij kijkt alleen nog maar naar boven.

Ik meen, dat in de golven tenslotte
Schipper en schuit zijn vergaan,
En dat heeft, met haar gezang,
De Lorelei gedaan.
 
Naar het gedicht Die Lorelei
van Heinrich Heine uit 1823