09/03/2013

Taalgrap


Iemand heeft schipbreuk geleden en staat op een onbewoond eilandje. Op dit eilandje is verder niets. Even verderop is nog een eiland. Hierop staat een ezel, verder niets. Nog verder is een eiland met een palmboom met kokosnoten. Om te overleven moet hij naar het derde eiland om een kokosnoot te eten. Hoe komt hij daar?

Eerst maakt hij een plannetje.
Dat plannetje valt in duigen.
Van de duigen maakt hij een vlot
en vaart de zee op.
Maar dat vlot zinkt,
dat staat als een paal boven water.
Vlug klimt hij in de paal.
Maar dan kan je wachten
tot je een ons weegt.

Toen hij een ons woog
woei hij naar het middelste eiland.
Hij trok de ezel aan zijn staart,
die begon te balken.
Van de balken bouwde hij
een brug naar het derde eiland.
Maar hoe kon hij
bij de kokosnoot komen?

Hij zat bij de pakken neer.
Toen stapelde hij de pakken op
en klom in de boom.
De kokosnoot viel naar beneden.
Hij klom weer vlug omlaag.
Maar hoe kreeg hij nu die kokosnoot open?
Hij gooide het bijltje erbij neer.
Toen pakte hij het bijltje
en hakte daarmee de kokosnoot open.