Eens lang geleden leefde er een zeeleeuw
die de zee kwijt was geraakt.
die de zee kwijt was geraakt.
Hij leefde in een land dat werd genoemd – het barre land. Hoog op een plateau ver weg aan de zeekust. Het was een plaats zo droog en stoffig dat je het eigenlijk alleen een woestijn kon noemen. Af en toe een bosje geel gras hier en daar en een paar bomen hier en daar zag je als je naar de horizon keek. Maar het meeste wat je zag was stof en zand. En soms een hete wind die waaide. Het hete zand en de hete wind maakt iemand erg dorstig.
Natuurlijk, het klinkt misschien vreemd voor je dat zo'n prachtig dier als een zeeleeuw zich bevond in een woestijn. Hij was, zoals je weet een zeeleeuw. Maar zulke dingen gebeuren. Hoe de zeeleeuw in de woestijn verzeild was geraakt kon niemand zich herinneren. Het leek te lang geleden omdat nog te weten. Eigenlijk leek het alsof hij daar altijd al geweest was. Niet dat hij hoorde in zo'n vreemde plaats. Hoe kon dat gebeuren. Hij was toch een zeeleeuw.
Maar zoals je misschien weet als je lang genoeg op een plaats gewoond hebt, het doet er niet toe hoe vreemd, je gaat het toch als thuis beschouwen.
Er was een tijd, veel jaren terug dat de zeeleeuw besefte dat hij verdwaald was. In die dagen sprak hij elke voorbijgaande reiziger aan om te vragen hem te helpen de weg naar de zee terug te vinden. Maar niemand scheen de weg te weten. Hij bleef zoeken, maar nooit vond hij de weg. Na jaren zonder succes nam de zeeleeuw zijn toevlucht onder een eenzame boom naast een klein kuiltje met wat water. De boom beschermde hem tegen de brandende zonnestralen die erg staken in de woestijn. Het waterkuiltje, hoewel erg klein en modderig, was nat. Hier vestigde hij zich en probeerde daar te leven op de best mogelijke manier.
Als jij gereisd had in de woestijn in die dagen,
had je de zeeleeuw misschien zelf gezien.
had je de zeeleeuw misschien zelf gezien.
Heel vaak als de avond viel, ging hij zitten op zijn favoriete rots, zodat hij boven het hete zand was en het gaf hem een uitzicht over het gehele land. Daar bleef hij voor uren, tot het al nacht werd. Je zag zijn silhouet tegen de lucht. En soms, in sommige nachten wanneer de wind naar het oosten draaide, rook hij een zwakke geur van zoute lucht. Dan deed hij zijn ogen dicht en verbeelde zich dat hij bij de zee was. En als hij dan ging slapen droomde hij van een diepe oceaan. Daar zwom hij, dook, draaide, speelde met de golven. En als hij wakker werd, was het alsof hij het geluid van de brekende golven nog hoorde. De zee riep hem. De zeeleeuw hield van zijn rots, en hij hield van de avondbries die de geur van de zee meenam. Hij hield van de dromen en die door de wind aangewakkerd werden.
Maar zoals je misschien zult weten, zelfs de mooiste dromen verdwijnen bij het wakker worden en dan was hij toch weer in de woestijn. Soms deed hij zijn ogen dicht en probeerde weer in slaap te vallen. Het werkte niet, de zon was al te fel.
Maar uiteindelijk werd het teveel voor hem om te verdragen. Hij ging alleen zo af en toe nog eens naar zijn rots. Ik heb het te druk zo vertelde hij zichzelf. Ik kan mijn tijd niet verdoen met dromen. Maar eigenlijk had hij helemaal niet zo veel te doen. De waarheid was, dat om telkens weer wakker te worden in de woestijn zover van huis, zo'n teleurstelling was dat hij niet meer wilde dromen over de zee. De dag kwam dat hij niet meer naar zijn rots ging en hij stak zijn neus niet langer in de lucht als de wind de zeegeur meebracht.
De zeeleeuw was niet alleen in de woestijn.
Hij ontmoette daar de schildpad.
Hij ontmoette daar de schildpad.
Hij was zeer oud, en zo getekend door het leven in de kale vlakten, dat de zeeleeuw hem eerst aanzag voor een rots. Hij vertelde de schildpad van zijn verlangen hopende dat deze wijze oude schildpad bij machte zou zijn hem te helpen. Misschien, mummelde de schildpad is dit de zee. Zijn ogen deed hij bijna dicht tegen de felle zon, terwijl hij naar de modderpoel wees, maar hij hield de zeeleeuw scherp in de gaten. De zeeleeuw bewoog wild zijn vinnen en ging heen en weer in de modderpoel. Ik weet het niet zei hij het is niet erg diep vind je wel; ik dacht dat de zee veel groter en dieper was maar misschien hoopte ik dat alleen maar.
Je moet leren om hier gelukkig te zijn zei de schildpad hem op een dag. Want het is hoogstwaarschijnlijk dat je ooit die zee van jou zult vinden. Diep in zijn oude hart was de schildpad jaloers op de zeeleeuw en zijn verlangen naar de zee.
Maar ik hoor in de zee. We zijn voor elkaar gemaakt.
Misschien, maar je bent er nu al zo lang weg de zee is je waarschijnlijk allang vergeten.
Deze gedachte was nieuw voor de zeeleeuw. Maar het was waar. Hij was al heel heel lang weg.
Als dan dit mijn thuis is hoe kan ik me dan thuis voelen hier?
vroeg de zeeleeuw.
Dat kost tijd, maar dan zal het je wel lukken. Ik heb de zee gezien en het is niet beter dan wat je hier gevonden hebt.
Heb jij de zee gezien?
Ja, kom eens dichterbij fluisterde de schildpad,
dan zal ik je een geheim vertellen.
dan zal ik je een geheim vertellen.
Ik ben geen landschildpad maar ik ben een zeeschildpad, maar ik ben vele jaren geleden zelf vertrokken van de zee opzoek naar een betere plek. Als je bij mij blijft, zal ik je alle verhalen van mijn avonturen vertellen.
De verhalen van de oude schildpad waren betoverend en de betovering kwam ook over de zeeleeuw.
Weken veranderden in maanden. Zijn herinnering aan de zee vervaagde. De woestijn fluisterde de schildpad is alles wat er is en wat er ooit zal zijn.
Als de zon op zijn huid brandde ging de zeeleeuw onder de schaduw van de boom zitten, luisterend naar de sprookjes van de schildpad. Als de hete wind zijn huid deed barsten en zij ogen vol stof zaten trok de zeeleeuw zich terug in zijn modderpoel. En de zeeleeuw bleef, versleet zijn dagen tussen de modderpoel en de boom. De zee kwam niet meer voor in zijn gedachten.
Het was in mei dat de wind begon te blazen. De zeeleeuw was gewend geraakt aan de wind en hij besteedde er dus niet al te veel aandacht aan. Jaren van woestijnervaring hadden hem geleerd zijn rug naar de windrichting te keren en zijn ogen te bedekken met zijn vinnen zodat er geen stof in zou komen. En uiteindelijk ging de wind altijd voorbij.
Maar niet deze keer. Dag en nacht waaide de wind, loeide over de kale vlakten. Er was niets dat hem kon tegenhouden of hem iets zachter kon laten blazen. 40 dagen en 40 nachten waaide de wind en toen even plotseling als het begonnen was stopte het. De zeeleeuw kwam overeind en keek rond. Hij kon zijn ogen nauwelijks geloven. Alle bladen waren van zijn boom gewaaid. En ik hoef je niet te vertellen dat er niet langer schaduw was waar hij lekker kon zitten. Maar nog erger dan dit, ja veel erger, was dat de zeeleeuw zag dat de modderpoel volkomen opgedroogd was.
Drie weken na de storm, had de zeeleeuw een droom. Zoals ik je al heb verteld had hij wel vaker dromen gehad over de zee, maar dat was lang geleden en hij was ze bijna vergeten. Maar toch, de oceaan die zijn droom vulde was zo prachtig en helder, zo diep, het was alsof hij het voor het eerst zag. Het zonlicht schitterde op het wateroppervlak, en toen hij dook leek het water om hem heen helder als kristal. Hij zwom dook de diepte in draaide en tolde, het was heerlijk.
Ik moet je nog vertellen dat in al zijn dromen over de zee, hij daar altijd alleen was, niet in gezelschap van andere zeeleeuwen. Maar deze nacht was het anders in de droom. Er waren veel andere zeeleeuwen die speelden. O hoe haatte hij het wakker te worden uit die heerlijke droom. De tranen rolden over zijn wangen, zijn gezicht was het eerste natte wat hij voelde sinds weken. Maar hij nam geen tijd om ze weg te vegen, hij nam geen tijd voor niets. Hij keerde zijn gezicht naar het oosten en begon te lopen zo goed als mogelijk is voor een zeeleeuw.
Waar ga je heen vroeg de schildpad.
Ik ga om de zee te zoeken, zei de zeeleeuw.