Volgens een oud Indisch scheppingsverhaal schiep God nadat hij de wereld had geschapen eerst een schelp en legde deze op de bodem van de zee.
De schelp leefde niet echt een spannend leven. De hele dag deed hij niets anders dan zijn schaal opendoen om er wat zeewater met voedsel door te laten stromen, om vervolgens zijn schaal weer dicht te doen. Dag in dag uit niets anders dan schaal open, schaal dicht, schaal open, schaal dicht, schaal open, schaal dicht.
Vervolgens schiep God de adelaar. Hij gaf hem de vrijheid om in de lucht op te stijgen om zelfs de hoogste toppen te kunnen bereiken. De adelaar kon zonder beperkingen leven. Weliswaar moest de adelaar voor zijn vrijheid een prijs betalen. Dagelijks moest hij voor zijn prooi strijden. Niets viel hem in de schoot. Wanneer hij jongen had, moest hij vaak dagen jagen om voldoende voedsel te verzamelen. Deze prijs betaalde hij echter graag.
Uiteindelijk schiep God de mens en leidde hem eerst naar de schelp en vervolgens naar de adelaar. Daarna vroeg hij aan de mens welk leven hij wilde leiden. Of het vervelende lege leven van de schelp, of het avontuurlijke en uitermate vrije leven van de adelaar.
Nog steeds dient iedere mens voor één van de twee mogelijkheden te kiezen. Hij moet kiezen of hij geleefd wil worden of een echte persoonlijkheid wil worden. Iedereen heeft de keuze om volgeling of leider te zijn. De wereld roept hardop om sterke leiders. Onze steden roepen. Onze omgeving roept. En ook onze kinderen roepen. We hebben beide mogelijkheden en de verantwoordelijkheid om een baken van hoop, bemoediging en richting te zijn.
Fragment uit het boek De wetten van winnaars'
van Bodo Schäfer