Dwalend op het strand
verbolgen door
onmenselijkheid
adem ik de zware zoute zeelucht in
en kijk naar die
ene meeuw
die trots voor mijn neus komt zwalpen.
En ik geneert door de
zandkorrels die in mijn ogen vliegen.
Gewaardeerd door de vele
schuimkolven van het zoute water der zee
die mij het ademen beletten
uiteen geschoven
als het ware
van kust tot aan het duingebied.
Verwonderd ben ik
van haar pracht en praal.
die woeste zee
het gutsende water
boekdelen van schreeuwende meeuwen.
en voorbij passerende eenzaten
waaronder ikzelf behoorde.
Hilda Van Loffelt