Slechts gehuld in een wit gewaad,
staat ze aan de zee.
Niemand om haar heen, alleen zij en de zee.
De wind speelt onschuldig met haar haren
en laat de gouden krullen dansen voor het leven.
De zee slaat woest op de rotsen,
om te laten zien dat dit zijn terrein is.
Onbevreesd stapt ze naar voren.
Met beiden handen trekt ze haar gewaad omhoog
en wiebelt met haar tenen in het water.
De kou omringt haar meteen
en bezorgd rillingen over haar rug.
Met koude blauwe ogen
staart ze zwijgzaam voor zich uit.
staart ze zwijgzaam voor zich uit.
Haar mondhoeken krullen lichtjes
als er ergens in de verte een schim te zien is.
Langzaam komt hij dichterbij
tot hij tien meter voor haar staat.
Ze glimlacht en laat
haar gewaad uit haar handen vallen
Ze glimlacht en laat
haar gewaad uit haar handen vallen
zodat het in de zee valt.
Zwijgzaam staren ze elkaar aan.
Tot dat de zee haar opslokt
en haar sporen wist.