The sea, once it casts its spell,
holds one in its net of wonder forever.

Jacques Cousteau

12/02/2013

Langs het strand


Ze liepen naast elkaar langs het strand. Ze konden elkaar niet zien, niet horen, niet aanraken, maar ze voelden wel dat er naast hen iemand liep. Soms gaven ze elkaar stilzwijgend een hand en hoewel geen van beiden de hand van de ander daadwerkelijk zag of aanraakte, voelden ze zich samen, niet alleen.

Het is vanzelf zo gekomen. Beiden liepen ze al een hele poos samen langs het strand naast elkaar, zonder het te weten. En op een verre dag, ergens in de tijd, kwam er een moment waarop de één tegen de ander zei:

"Hé, wat fijn, jij loopt naast mij".

De één zei dat, alsof ze de ander al altijd had gekend, alsof het gewoon was en de ander knikte, was er gewoon blij mee. Eigenlijk waren ze verbaasd dat ze elkaar nog niet eerder hadden opgemerkt.

Geen van beiden had een bijzondere reden om gewoon naast de ander te blijven lopen. Het voelde gewoon goed, als een sjaal om je heen bij een koude wind, als een lichtende zaklamp bij duisternis. En geen van beiden stond erbij stil waarheen de weg langs het strand leidde en of het ooit koud zou worden of net te warm, of er ooit duisternis zou vallen, wat de nacht zou brengen en of er ooit op een dag storm zou zijn op zee. Geen van beiden vroeg zich ook maar iets af en liep gewoon door op dezelfde weg. Elk moment werd beleefd zoals het kwam.

Soms liep één van beiden een beetje harder, stapte te vlug en keek te weinig opzij, terwijl de ander nog genoot van de zachte zon of te moe was en even stil stond. Dan waren ze enkele meters van elkaar verwijderd. Maar dat duurde nooit lang, want steeds was er één van beiden die ofwel een stapje terug zette of wat sneller vooruitging tot ze weer samen liepen langs het strand.

Soms liepen ze naast elkaar en deed het pijn. Dat gebeurde wanneer één van beiden zich verwondde aan iets scherps. En hoewel de ander niet kon zien dat wie naast haar liep ook echt pijn leed, voelde ze het wel. Dan hadden ze even samen pijn. Maar toch wandelden ze verder langs het strand, zonder elkaar te zien, hand in hand. En de pijn verdween, want geen van beiden was alleen.

Vaak liepen ze lachend naast elkaar. Dan maakten ze grappen die als vrolijke zeepbellen dwarrelden en uiteen spatten op hun huid. Wat voelde het heerlijk om even gewoon alles te kunnen vergeten en mee te gaan in de vrolijkheid van wie naast jou loopt. Je zou dan wel willen dat het hele leven zo zonnig is.

Soms was één van beiden niet zo vrolijk, omdat het leven nu eenmaal niet altijd zonnig is. Regen valt soms onverwacht en brengt soms een sombere duisternis met zich mee. Dan was er de één die ging dansen in de regen en zacht de ander omarmde en meenam op weg naar meer licht. En ook al zagen ze elkaar niet, het effect van wonderlijke woorden, een onzichtbare omarming, was groots. Diegene die dan uit de duisternis opeens een zacht straaltje licht tevoorschijn zag komen, straalde en lachte weer spontaan naar de hele wereld. Het was geen gewone lach van het gezicht. Nee, het was een lach vanuit het hart, want de één had zonder enige tastbare aanraking het hart van de ander aangeraakt en een smeulend vlammetje werd weer een brandend vuurtje, warm en lichtgevend.

Soms struikelde één van beiden, over een steen die niet op het strand hoort te liggen, of soms gewoon over zichzelf. En dan was er altijd die andere, die zonder te zien, zonder te horen of aan te raken, zijn medewandelaar kon recht helpen en hindernissen uit de weg ruimen, zodat ze samen weer verder konden gaan. Geen van beide hoefde iets te doen voor de ander, geen van beide hoefde op de ander te wachten, maar ze deden het wel en er was geen 'waarom'.

Nog lopen ze samen langs het strand, zonder elkaar te zien, te horen of aan te raken. Nog voelen ze dat ze naast elkaar lopen en dat het gewoon zo is, zonder 'waarom'.

Ze begrijpen zo heel veel van elkaar en daardoor ook meer en meer van zichzelf. Ze voelen zoveel van elkaar en daardoor ook meer van zichzelf. Ze kijken naar elkaar en soms denken ze elkaar een beetje te zien.

En de maan lacht dun over het stille strand, dat stilaan duister wordt. Onder haar stille straaltje licht zetten we ons zwijgend neer. De maan knikt zacht naar beneden, bemoedigend en geruststellend, want moed … en rust … dat hebben we allemaal nodig.

Linda
Ogentroost.be