The sea, once it casts its spell,
holds one in its net of wonder forever.

Jacques Cousteau

19/04/2013


Ons vader was een struise vent van vijfentwintig jaar
tegen werken dag en nacht had hij geen bezwaar
en zo is 't gekomen dat hij op een zekere keer
in de sterkte van zijn jeugd vuurtorenwachter werd.

Die toren stond daar op een rots in 't midden van de zee
zo schoon gelijk die toren was, zo waren er geen twee
maar als ge er van boven op staat ziet ge niks dan water
als ge tijd en goesting hebt, ga maar eens zien, hij staat er.

En daar stond ons vader dan te draaien met zijn lamp
tot er op een duistere nacht iets in zijn stralen kwam
toen dacht hij bij zijn eigen: zie ik goed of ben ik mis ?
van boven was 't een blote vrouw, van onder was 't een vis.

Toen heeft hij dat schoon kind van de verdrinkingsdood gered
ze lag met hare groene staart te drogen op zijn bed
van boven heeft zo'n zeemeermin ook nooit geen kleren aan,
en ons vader heeft zijn eigen toen heel even laten gaan.

Ze waren en ze bleven heel gelukkig alle twee
ze speelden op de rotsen en ze zwommen in de zee
tot er op een zomerdag een drieling werd geflikt
twee klein viskes en den derde dat was ik.

Ons moeder is toen van verdriet terug in de zee gegaan
omdat ze wist dat ze nooit geen zeemeerminnekens kopen kon
ons vader heeft drie emmers met tranen volgeblet
toen heeft hij van koleire die twee viskes opgefret.

Mijn vrienden als ge soms eens
langs het Noordzeestrand passeert,
en ge ziet een blote vrouw met een vissesteert,
loopt haar dan eens niet voorbij met uw ogen dicht
doet z' alstublieft de groeten,
want het is misschien ons moe.

Tekst en muziek:
Ed Kooyman